sidebar-links-title

donderdag 1 oktober 2009

Expeditie Vietnam 2009









Naturalis Expeditie Vietnam 2009
Op 16 september 2009 begint de zesde Vietnam expeditie van Naturalis. Vietnam is een van de biodiversiteits hotspots van de wereld. Net als de andere Zuid-Oost Aziatische landen heeft Vietnam zeer rijke tropische regenwouden en moessonbossen. Na twee expedities in het zuiden, worden nu weer parken in Noord en Midden Vietnam bezocht, met na
me in het laagland. Naturalis onderzoekers gaan proberen de rijkdom van bepaalde groepen insecten en spinachtigen (vlinders, kevers, sluipwespen, libellen en spinnen) te bepalen in een vijftal natuurparken met grotendeels oorspronkelijk bos op kalksteen.


De insecten- en spinnenfauna van Vietnam blijkt bijzonder rijk te zijn aan unieke soorten, die voor een belangrijk deel nog onbeschreven zijn. Gedurende september-oktober 2009 gaan zeven entomologen van Naturalis op expeditie naar enkele nationale parken in Vietnam. Van veel parken is de insecten- en spinnenfauna (behalve de dagvlinders) grotendeels onbekend. In 2007 werd een aantal parken in Zuid Vietnam bezocht, nu zijn enkele gebieden met steile kalksteen hellingen in Noord Vietnam aan de beurt. Sommige vertonen karstverschijnselen (dus veel grotten en ondergrondse rivieren) door het gedeeltelijk oplossen van de kalksteen door het water. Ook deze keer verwachten we wij weer tientallen soorten te vinden die nieuw voor de wetenschap zijn. Bij de groepen die we onderzoeken is het eerder een uitzondering om een al bekende soort te vinden dan een nog onbeschreven soort, vooral bij de zeer kleine dieren.

De bijzondere rijkdom aan insecten in Vietnam sluit aan bij de al breder bekende diversiteit aan vogels en zoogdieren. Met name in het grensgebied met Laos en China, en in enkele geïsoleerde berggebieden, leeft een groot aantal zeldzame soorten die nergens anders voorkomen. Deze endemen komen vooral voor op plaatsen die sterk zijn geïsoleerd, of worden gekenmerkt door een afwijkend klimaat of andere bodemsoort. Door het onderzoek van de laatste jaren is inmiddels wel duidelijk geworden dat veel van de oorspronkelijke fauna van berggebieden zich heeft kunnen handhaven ondanks de oorlogen. De laaglandfauna is veel sterker bedreigd dan de hoogland fauna. Een groot deel van het vlakke gedeelte van Vietnam wordt steeds intensiever in cultuur gebracht in een land dat zich economisch stormachtig ontwikkelt.

Naturalis werkt samen met het Vietnamese Institute of Ecology and Biological Resources (IEBR), de counterpart van Naturalis in Vietnam. Het is een onderdeel van de Vietnamese Academie van Wetenschappen. Wij hebben nu 11 jaar samengewerkt met dit instituut tijdens de expedities in Vietnam en enkele medewerkers uit Hanoi hebben enige tijd in Leiden gewerkt.

De gebieden die nu bezochte worden behoren tot het laagland karstgebied in Noord-Vietnam, waarvan de eerste het minst toegankelijke is.

a.
Vu Quang National Park [halverwege Hanoi & Hué; vlakbij Tay Son]. Dit is een groot bosgebied op kalksteen (karst)gebied waar de laatste 20 jaar verschillende nieuwe soorten zoogdieren zijn ontdekt (o.a. een antilopeachtig rund: de Saola of Vu Quang ox; Pseudoryx nghetinhensis en een hert, Giant Muntjak, Muntiacus vuquangensis). Sinds 1986 een bosreservaat en sinds 1998 een nationaal park van 55.000 ha. Het heeft nog dicht regenbos op de steile hellingen, maar er is ook al gekapt. Het gebied staat bekend als ontoegankelijk, zeer nat (mist of regen is normaal) en als gevolg zijn de rotsen met algen begroeid en glad.


b. Pa Co-Hang Kia Nature Reserve [160 km ZW van Hanoi]. Het is een relatief klein bosreservaat van 7.091 ha. Het ligt op hetzelfde kalksteen plateau als het volgende nationale park, Cuc Phuong National Park. Het is een relatief hoge bergrug (tot ruim 1500 m) waarvan het gebied beneden 500 m grotendeels aangetast is en buiten het reservaat valt. Helaas wordt ook het bos in het reservaat sterk aangetast en is onderzoek van de restanten noodzakelijk om te bepalen hoe belangrijk dit gebied is.

c. Cat Ba National Park is een archipel van 366 veelal kleine eilandjes (met één groot hoofdeiland: Cat Ba) 20-50 km uit de kust van de havenstad Hai Phong in de beroemde Halong baai. Het hoofdeiland is 28.500 ha groot. Dankzij de karstverschijnselen zijn er veel eilandjes die steil oprijzen uit de zee en op het hoofdeiland veel grotten en ondergrondse (tijdelijke) rivieren en beken. Het nationale park gaat van zeeniveau tot 331 m hoogte (Mount Cao Vong). Er zijn steile beboste hellingen, kleine zoetwater meren, zoetwater moerassen, mangroves, stranden en koraalriffen. Relatief veel soorten zijn endemisch op het eiland (o.a. 25 plantensoorten uit het Red Data Book of Vietnam). Door de geïsoleerde ligging en de menselijke invloed is de soortenrijkdom wel minder dan in nationale parken op het vasteland.

d. Cuc Phuong National Park is het oudste (1960) en een van de belangrijkste nationale parken (1962) van Noord Vietnam. Het is één van de belangrijkste gebieden voor de biodiversiteit van Noord Vietnam, er komen bv. 97 soorten zoogdieren en 300 soorten vogels voor. Het langwerpige park van 25.000 ha groot bestaat uit steil oprijzende karstbergen, grotten en begroeide valleien. De hoogte varieert van 150 tot 656 m (Mt. May Bac). Er valt ruim 2 m regen per jaar gedurende meer dan 200 dagen, desondanks wordt het park door veel toeristen bezocht.

e. Ba Be National Park een vrij klein (10.000 ha) park om een groot meer (Ba Bê meer van 8 km lang) 240 km ten NW van Hanoi. Het heeft kalksteen hellingen met een dunne humuslaag en laagland regenbos in gebieden met een diepere grondlaag. Het Ba Bê meer is het grootste en het hoogst (ca 150 m) gelegen meer van Vietnam en werkt als buffer tegen overstromingen in het natte seizoen. Ondanks de geringe grootte zijn er 65 zoogdiersoorten en 233 vogelsoorten bekend van het park. In het meer komen 106 soorten vis voor. Alleen de dagvlinders zijn bekend van het park (354 soorten), maar de meerderheid van de insecten en spinnen zijn nog onbekend. Het park werd opgericht in 1992 en sinds 2004 is er een ecologisch onderzoek station.

Wat gaan we onderzoeken?
Een belangrijke vraag voor de bescherming van biodiversiteit is hoe groot het verspreidingsgebied is van de soorten. Aansprekende organismen als vogels en hogere planten, kunnen meestal wel tot de soort gedetermineerd worden, waardoor je soortenlijsten van gebieden direct kunt vergelijken. De grote massa van de biodiversiteit van de wereld vind je echter bij de insecten en spinachtigen,waarvan de meeste onbeschreven zijn, met name in de tropische biodiversiteits hot spots. Om die reden sorteren onderzoekers als ze de biodiversiteit van tropische gebieden willen bepalen, de verzamelde exemplaren tot de zogenaamde morfospecies, een benadering voor de soorten. Iedere herkenbare vorm krijgt een unieke code, of hij nu wel of niet al bekend is. Op deze manier kan de biodiversiteit van een natuurgebied veel sneller worden ingeschat. Determinaties worden dan pas later verricht.

Het hele team probeert per plek zoveel mogelijk soorten insecten of spinnen te verzamelen, om daarmee een schatting te kunnen maken van de biodiversiteit van elke plek en de plekken onderling te kunnen vergelijken. Hiervoor wordt voor iedere diergroep een andere verzamelmethode gebruikt. Zo worden de meeste (nacht)vlinders en kevers gevangen met lampen die sterk UV licht uistralen op een wit laken. Spinnen worden gezeefd uit het strooisel, of ’s avonds wordt met een koplamp gezocht naar actieve spinnen. De sluipwespen (en veel andere insecten) worden verzameld met zogenaamde malaisevallen, een soort tent van gaas, waar de insecten als ze omhooglopen gevangen worden in een pot met conserveringsvloeistof.

0 reacties:

Een reactie posten